Hartritmestoornis atriumfibrilleren (boezemfibrilleren)
Atriumfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis. Geen onschuldige aandoening, want het risico op een beroerte is bij deze mensen vele malen groter. Atriumfibrilleren (andere benaming boezemfibrilleren of voorkamerfibrilleren of ook wel 'boezemwoelen') is een hartritmestoornis waarbij de boezems (atria) van het hart niet meer zoals normaal rustig en regelmatig samentrekken, maar veel te snel en vooral onregelmatig samentrekken. Dit wordt veroorzaakt door een afwijkende route van de elektriciteit in de beide atria (elektrische 'wervelstormen' in plaats van dat de prikkel in een rechte baan gaan). De oorsprong van deze ritmestoornis ligt in het linker atrium en met name in de longaders die hierin uitmonden. Hier kunnen 'overslagen' en korte ritmestoornissen uiteindelijk leiden tot atriumfibrilleren “opstarten”. Als atriumfibrilleren er eenmaal is, houdt het zichzelf vaak hardnekkig in stand. Het treedt telkenmale op in (plotse) aanvallen, maar kan ook continu (24 uur per dag) aanwezig zijn. Het hart blijft tijdens atriumfibrilleren meestal gelukkig wel voor een groot deel zijn vitale pompfunctie behouden. Dat komt omdat bij atriumfibrilleren de hartkamers wel effectief blijven werken, maar dan wel in een onregelmatig hartritme. Dit betekent dat indien het atriumfibrilleren maar goed wordt behandeld, het een relatief ongevaarlijke hartritmestoornis is die zelden tot nooit tot een gevaarlijke hartstilstand leidt.
Oorzaak
Vaak is er geen duidelijke oorzaak te vinden als oorzaak. Er moet echter altijd wel gezocht worden naar eventuele oorzaken. De meest voorkomende oorzaken zijn (1) hoge bloeddruk, (2) overgewicht, (3) het slaap-apnoe syndroom (stoppen met ademhalen tijdens het snurken), (4) frequent duursporten, (5) overmatig alcoholgebruik of andere (genotsmiddelen), (6) hartklepproblemen, (7) hartspierziekten, (8) schildklierproblemen en (9) vernauwingen in de kransslagaderen. Om te zoeken naar de oorzaak van de hartritmestoornisen zullen de cardiologen in HartKliniek Nederland meestal een echo van uw hart, een fietsproef en/of bloedonderzoek verrichten.
Klachten
Er is een grote variatie in hoe mensen atriumfibrilleren ervaren, voelen. Vaak bestaan klachten uit een merkbaar onregelmatige, meestal te snelle hartslag. Hiernaast kan vermoeidheid of kortademigheid voorkomen omdat het hart wat minder efficiënt pompt dan bij regelmatig en rustig ritme. Verder kunt u bij een aanval klachten krijgen van duizeligheid en/of pijn op de borst. Ook zijn er mensen bij wie atriumfibrilleren onopgemerkt optreedt.
Behandeling: Bloedverdunning
Tijdens het atriumfibrilleren trekken de beide atria niet goed samen. Een groot gevaar is dat zich hierdoor in de “uithoeken” (meestal het hartoor) van de atria bloedstolsels kunnen vormen, die naar de hersenen of andere organen zouden kunnen schieten (embolieën). Een embolie afkomstig van het hart als gevolg van atriumfibrilleren kan leiden tot een beroerte (CVA / TIA). Dit is de reden dat patiënten met atriumfibrilleren vaak bloedverdunners moeten gebruiken. Niet iedereen hoeft bloedverdunners te gebruiken. De cardioloog in HartKliniek kan precies zien of u wel of geen verhoogd risico loopt op de complicatie embolieën. De noodzaak tot bloedverdunners hangt namelijk af van uw leeftijd, of er ook sprake is van hypertensie (hoge bloeddruk), hartfalen en/of diabetes (suikerziekte) en of u van het vrouwelijk geslacht bent (vrouwen lopen meer risico!) en/of dat er vernauwingen in een of meerdere slagaders bij u zijn en/of dat er een eerdere TIA of herseninfarct is geweest. Vanaf een bepaald verhoogd risico moet u bloedverdunners gebruiken om dit risico te verlagen. Er zijn verschillende bloedverdunners op de markt, zoals bijvoorbeeld fenprocoumon (Marcoumar®), acenocoumarol (Sintrommitis®), dabigatran (Pradaxa®), rivaroxaban (Xarelto®) of bijvoorbeeld apixaban (Eliquis®)). Of u een bloedverdunner beter kunt gaan gebruiken en welke voor u het meest geschikt is, wordt in samenspraak met uw cardioloog tijdens het spreekuur besproken.
Behandeling: Hartritme vertragen of herstellen
De behandeling van het hartritme is is gericht op uw klachten en de mogelijkheden die er zijn. Er kan gekozen worden om óf (1) de hartritmestoornis te accepteren en de snelheid (frequentie) van het hart te vertragen óf om (2) de ritmestoornis tegen te gaan en het normale ritme te herstellen. Afhankelijk van uw klachten en de slagingskans van verschillende behandelopties wordt in samenspraak met u een keuze gemaakt. Beide strategieën zijn geaccepteerd en met betrekking tot prognose gelijkwaardig.
Medicijnen om de snelheid van het hart te verlagen
Zeker als u langdurige aanvallen heeft of als u gedurende 24 uur per dag atriumfibrilleren heeft, is het belangrijk om naast het aanpakken van de hartritmestoornis ook de snelheid van het hart tijdens de ritmestoornis te verlagen. Dit gebeurt met bijvoorbeeld betablokkers (Metoprolol), digoxine (Lanoxin®) en/of carlciumantagonisten verapamil (Isoptin®) of diltiazem (Tildiem®). Vaak is een combinatie van twee middelen nodig voor het gewenste effect. Ook geneesmiddelen als bijvoorbeeld Sotalol, Propafenon en Amiodaron vertragen het hart.
Medicijnen om de hartritmestoornis tegen te gaan
Om het optreden (herstel en voorkomen van terugkeren) van de ritmestoornis tegen te gaan kunnen verschillende medicijnen voorgeschreven worden, zoals Sotalol, Flecaïnide (Tambocor®), Propafenon (Rytmonorm®), Disopyramide (Ritmoforine®) of Amiodaron (Cordarone®). De keuze van het medicijn hangt onder meer af van uw klachten en of u ook nog andere afwijkingen aan uw hart heeft. Daarnaast werkt het ene medicijn beter bij de een dan bij de ander.
Elektrische cardioversie / elektroshock
Als u een aanval heeft die uren of dagen duurt en niet meer vanzelf stopt, kan het zijn dat u een cardioversie moet ondergaan. Dit betekent dat u een roesje of kleine narcose (sedatie) krijgt in het ziekenhuis bij u in de buurt of in een ziekenhuis naar keuze. Bij een elektrische cardioversie wordt het hart met een stroomstoot in het goede ritme teruggezet. U moet hiervoor minstens 6 uur nuchter zijn. Heeft de aanval korter dan 24-48 uur geduurd, dan is het niet altijd noodzakelijk dat u voorafgaande aan de cardioversie bloedverdunners gebruikt. Is de aanval echter al meer dan 48 uur aan de gang en gebruikt u geen bloedverdunners dan mag een cardioversie pas plaatsvinden na voorbehandeling met bloedverdunners. Daarbij geldt dat als u bij de trombosedienst loopt de INR (de 'dunheid van het bloed') in de weken voor de cardioversie steeds boven de 2 geweest moet zijn. Dit is vanwege het risico op stolsels in het linker atrium die bij een cardioversie los zouden kunnen raken. Gebruikt u dus geen bloedverdunners dan is het belangrijk dat een aanval binnen 24-48 uur met een cardioversie beëindigd wordt. Een cardioversie beëindigt alleen een aanval van atriumfibrilleren, een eventuele nieuwe aanval wordt er niet mee voorkomen. Ook kan het voorkomen dat de cardioloog er voor kiest om de aanval van atriumfibrilleren 'weg te spuiten' met een intraveneus medicijn ('chemische cardioversie').
Ablatie
Indien medicijnen niet (meer) werken tegen de aanvallen of als u de medicijnen niet goed verdraagt, kan een ablatie een optie zijn. Deze ingreep gebeurt in een daarvoor gespecialiseerd topziekenhuis die u samen met uw cardioloog daarvoor uitkiest. Een ablatie is een behandeling waarbij de elektrische prikkels die het ritme verstoren worden geblokkeerd ín het hart. Ableren gebeurt via een katheterisatie. Meestal worden via beide liezen lange slangetjes (catheters) naar het hart gebracht. Met deze catheters worden in het hart littekens gebrand of gevroren (ablatie) rondom de longaders. Vanuit het rechter atrium wordt hiervoor door het atriumtussenschot heen geprikt, tot in het linker atrium. In het linker atrium worden om alle vier de longaders littekentjes aangebracht. Soms worden er ook littekens gebrand rondom de hele achterwand van het linker atrium. De procedure duurt ongeveer 3 tot 5 uur. De succeskans van een ablatie-ingreep is ongeveer 50-70%, afhankelijk van de ernst van het atriumfibrilleren (in aanvallen of continu) en van de grootte van het linker atrium. Na de ingreep hebben de littekens in het linker atrium enkele maanden nodig om zich te vormen. In deze maanden kunt u nog aanvallen van atriumfibrilleren hebben zonder dat dit betekent dat de ingreep mislukt is. U gaat in deze periode dan ook door met de medicijnen die u voor de ablatie al had. Om het risico op stolsels tijdens en na de ingreep zo klein mogelijk te houden moet u (als u die nog niet had) bloedverdunners via de trombosedienst (OAC) gebruiken of de nieuwere bloedverdunners NOAC's vanaf 1-2 maanden voor de ingreep tot 3 maanden erna.
Mini-maze operatie
Bij sommige patiënten is het atriumfibrilleren al langer dan een jaar continu (24 uur per dag) aanwezig en/of is het linker atrium fors vergroot. In dat geval is de succeskans van een ablatie nog maar hooguit 50%. Bij patiënten die veel last hebben van het atriumfibrilleren, geen ernstig overgewicht en een redelijke tot goede conditie hebben bestaat dan de mogelijkheid tot een Mini-Maze operatie. Hierbij wordt de ablatie onder narcose op de operatiekamer via een operatie door de hartchirurg verricht. Door middel van kleine incisies onder de oksel langs de ribbenkas (thorax), krijgt de hartchirurg toegang tot het hart. Daarna zet de chirurg een speciale klem om de longader heen. De tangen van de klem worden opgewarmd, zodat het weefsel rondom de longslagader verlittekent. Doordat er littekenweefsel ontstaat, worden de verschillende elektrische prikkels niet meer doorgegeven en stopt het boezemfibrilleren. Als het technisch mogelijk is wordt ook het hartoortje verwijderd. In dat geval hoeft u op termijn mogelijk ook geen bloedverdunners meer te gebruiken. De succeskans van deze ingreep is ongeveer 75%. Ook nu geldt dat na de ingreep de littekens enkele maanden nodig hebben om zich te vormen. In deze maanden kunt u dus nog aanvallen hebben zonder dat dit betekent dat de ingreep mislukt is. U gaat in deze periode dan ook door met de medicijnen die u voor de operatie al had.
Pacemaker implantatie met hisbundel-ablatie
Bij sommige patiënten is het niet meer mogelijk of is het te risicovol om het atriumfibrilleren met een ablatie of een Mini-Maze operatie te behandelen. Het atriumfibrilleren wordt dan geaccepteerd en de patiënt wordt behandeld met bloedverdunners en medicijnen om de snelheid van het hart te verlagen. Indien u bij deze behandeling toch teveel klachten blijft houden kan in enkele gavellen een pacemaker implantatie gevolgd door een hisbundel-ablatie nog een uitkomst zijn. Hierbij wordt eerst een pacemaker geïmplanteerd. Na een aantal weken wordt beoordeeld of de pacemakerwond goed genezen is en de pacemaker goed functioneert. Daarna wordt de elektrische verbinding tussen atria en kamers (de hisbundel) doorgebrand (hisbundel-ablatie). Hierdoor verdwijnt de snelle en onregelmatige hartslag en zorgt de pacemaker voor een rustig en regelmatig hartritme. De medicijnen om de snelheid van het hart te verlagen zijn dan niet meer nodig, de bloedverdunners wel. Een groot nadeel is de levenslange afhankelijkheid van de pacemaker.
Hartoor-sluiting
Sommige patiënten die een indicatie hebben om bloedverdunners te gebruiken bij atriumfibrilleren, maar die ook een harde medische reden om dit niet te doen (contra-indicatie) bijvoorbeeld bij maag/darm bloedingen, oogbloedingen en hersenbloedingen, kunnen in aanmerking komen voor een alternatieve (preventieve) behandeling. Om het risico op een herseninfarct te beperken kan via de lies een “dekseltje” (closure device) in het hartoor geplaatst worden. Het hartoor is namelijk de plek in het linker atrium waar eventuele stolsels ontstaan.
Voor meer achtergrond-informatie bezoekt u de website https://www.boezemfibrilleren.nl/