Pijn op de borst kan een signaal zijn dat er iets niet in orde is met uw hart. Lees meer over angina pectoris, de oorzaken en welke onderzoeken er kunnen worden uitgevoerd om tot een diagnose te komen.
Het hart is een spier die ritmisch samenknijpt met als doel het bloed door de organen en weefsels van uw lichaam te laten stromen. Het hart heeft, net als de rest van uw lichaam, voor het uitvoeren van haar taken zuurstof nodig. Zuurstof wordt aangevoerd door zuurstofrijk bloed in de slagaders. Het hart ontvangt zuurstofrijk bloed via een aantal slagaders die als een kroon of krans om het hart liggen: de kransslagaders. Als één of meer van de kransslagaders vernauwd of verstopt is, krijgt het hart te weinig zuurstofrijk bloed. U kunt dan bijvoorbeeld last krijgen van aanvallen van pijn op de borst en kortademigheid. Als een gedeelte van de hartspier afsterft door langer aanhoudend zuurstofgebrek, spreken we van een hartinfarct. Pijn op de borst door zuurstofgebrek van het hart wordt ook wel 'angina pectoris' genoemd.
Bij een aanval, die gemiddeld vijf tot vijftien minuten duurt, voelt u een drukkende pijn midden op de borst. Deze kan uitstralen naar de kaken, armen of polsen, rug of schouderbladen. De aanvallen zijn dikwijls gerelateerd aan inspanning of stress/emotie. Door rust te nemen of het nemen van een nitraat, het bekende ‘spraytje of tabletje onder de tong’, verdwijnen de klachten. De klachten die ervaren worden bij angina pectoris kunnen echter verschillen en zijn bijvoorbeeld bij vrouwen dikwijls anders dan bij mannen. Ook patiënten met suikerziekte voelen de klachten bij angina pectoris dikwijls anders of minder goed.
Er zijn echter ook vele andere oorzaken die pijn op de borst klachten kunnen veroorzaken (zonder dat er sprake is van zuurstofgebrek van het hart). In die gevallen wordt dus niet gesproken van ‘angina pectoris’. Voorbeelden van andere oorzaken van pijn op de borst zijn o.a. slokdarmklachten, spierpijnklachten borstkas, longontsteking, longembolie, of zelfs hyperventilatie en stress of angst.
Bij angina pectoris is er sprake van zuurstofgebrek van het hart. Dit wordt meestal veroorzaakt door een probleem met de bloeddoorstroming, waardoor er onvoldoende zuurstofrijk bloed in de hartspier kan komen. Een probleem in de bloeddoorstroming kan optreden bij vernauwingen, verstoppingen of stolselvorming in de kransslagvaten (ten gevolge van aderverkalking), maar ook door spasmen van kransslagvaten of een verminderde doorbloeding van de microscopische kleine kransslagvaatjes. In sommige gevallen kan angina pectoris door zuurstofgebrek van het hart echter ook ontstaan zonder dat er sprake is van een probleem in de bloeddoorstroming van de kransslagvaten. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het bloed te weinig zuurstof bevat (door bloedarmoede of een longaandoening) of wanneer de hartspier erg hard moet werken en dus meer zuurstofrijk bloed nodig heeft dan er normaal aangevoerd kan worden (bijvoorbeeld bij een verdikte hartspier, vernauwde hartklep of hartritmestoornissen).
Bij angina pectoris bestaat het onderzoek in eerste instantie uit een lichamelijk onderzoek en het maken van een hartfilmpje (ECG). Hierop volgende onderzoeken zijn erop gericht om zuurstofgebrek van het hart te onderzoeken, dan wel om de kransslagvaten van het hart in beeld te brengen. Met een inspanningstest (fietsergometrie of looptest) of een stress-echocardiogram kan zuurstofgebrek van het hart aangetoond worden. Van oudsher werd zuurstofgebrek van het hart ook dikwijls onderzocht met een nucleaire scan (SPECT). Tegenwoordig kan daarvoor ook een MRI-scan gebruikt worden. De kransslagvaten van het hart kunnen in beeld gebracht worden met een hartkatheterisatie of een CT-scan. Mogelijke nadelen van de meeste scans of een hartkatheterisatie zijn echter het gebruik van straling en het gebruik van contrastvloeistoffen die mogelijk een effect op de nierfunctie kunnen hebben.
De behandeling kan bestaan uit medicijnen, een dotterbehandeling (al dan niet met plaatsing van een stent) en/of een bypassoperatie.
Er wordt meestal een combinatie van medicijnen gegeven, om de klachten van angina pectoris te verminderen, maar ook om het optreden van een hartinfarct te voorkomen en om het proces van aderverkalking af te remmen. Enkele voorbeelden van veelgebruikte medicijnen voor angina pectoris zijn onder andere:
Meestal gebruikt een patiënt met angina pectoris zo’n 4 tot 5 soorten medicijnen en bij bijkomende hart- en vaatproblemen kunnen dat er zelfs meer zijn. Bloedvatverwijdende medicijnen werken overigens vaak ook bloeddrukverlagend.
Een van de manieren om een vernauwing in een kransslagader op te heffen is een dotterbehandeling. Een dotterbehandeling heet ook wel percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA) of percutane coronaire interventie (PCI).
Net als bij een hartkatheterisatie wordt er bij een dotterbehandeling via de lies of pols een dun slangetje opgeschoven naar het hart. Zo'n slangetje heet een katheter. Bij een dotterbehandeling van het hart wordt vervolgens door de interventiecardioloog een ballonnetje via de katheter tot in de in een vernauwde kransslagader gebracht en daar opgeblazen. Dit opblazen wordt een aantal keren herhaald totdat het bloedvat wijd genoeg is en niet meer terugveert. Daardoor rekt de slagader op en kan het bloed er weer goed doorheen stromen. Meestal plaatst de cardioloog bij het dotteren een stent. Dat is een soort veertje dat het bloedvat openhoudt en voorkomt dat de vaatwand gaat terugveren na het dotteren of dat er stukjes van de vaatwand loskomen.
De zuurstofvoorziening van het hart kan ook worden hersteld door operatief een 'omleiding' of ‘bypass’ te maken. Er wordt dan een stukje van een gezonde ader uit uw been en/of slagader uit uw arm of borstkas genomen. Deze (slag)ader wordt vastgemaakt aan de lichaamsslagader (aorta) en aan uw kransslagader, voorbij de vernauwing/verstopping van het vat. Zo kan het zuurstofrijke bloed uit de aorta voortaan voorbij de blokkade naar het achterliggende deel van de hartspier stromen. De traditionele bypass operatie vindt plaats door middel van een sternotomie (het volledig openen van de borstkas door het doorknippen van het borstbeen) en het volledig stilleggen van het hart met gebruik van de hart-long machine. Tegenwoordig zijn er, met name indien het aantal omleidingen beperkt is, ook eenvoudigere operaties mogelijk, waarbij er bijvoorbeeld maar een beperkte snee in de borstkas wordt gemaakt of waarbij de omleiding wordt geplaatst op een kloppend hart, dus zonder gebruik te maken van de hart-long machine.
Ook na het ondergaan van een dotterprocedure of bypass operatie is het van belang dat bepaalde medicijnen gebruikt blijven worden om het verder toenemen van kransslagaderverkalking te voorkomen.