Gebroken hart syndroom
Het ‘gebroken hart syndroom’ wordt gekenmerkt door acuut optreden van hartfalen, vaak na een emotionele of fysieke uitlokkende factor. [...]
Recent heeft HartKliniek Den Haag een Polikliniek Cardiogenetica geopend, in samenwerking met de afdeling cardiologie van het Haga Ziekenhuis van Den Haag en de afdeling Klinische Genetica van het Amsterdam UMC.
Indexpatiënten met (verdenking op) een erfelijke hartziekte kunnen worden verwezen naar deze gespecialiseerde polikliniek door een cardioloog van elders of HartKliniek zelf. Ook de huisarts kan patiënten rechtstreeks verwijzen via ZorgDomein. Verwijzing kan ook geïndiceerd zijn wanneer een (potentieel) erfelijke hartziekte in de familie voorkomt.
De indexpatiënt wordt in eerste instantie gezien door de genetisch cardioloog van HartKliniek, die zorg draagt voor een precieze fenotypering. De genetisch cardioloog maakt hiervoor zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare en aangeleverde gegevens. Vaak is echter ook beperkt aanvullend onderzoek nodig (specifieke ECG’s, fietstest, echocardiogram, holter). Wanneer de klinische diagnose erfelijke hartziekte wordt bevestigd of waarschijnlijk wordt geacht, wordt de patiënt doorverwezen naar de klinisch geneticus. In het pre-corona tijdperk kon patiënt dan veelal aansluitend worden gezien door de klinisch geneticus op locatie; nu volgt door de omstandigheden veelal een telefonisch consult na enkele weken. De klinisch geneticus draagt zorg voor de erfelijkheid advisering of counseling en doet zo nodig aanvullende syndroomdiagnostiek. Vaak zal ook DNA-onderzoek worden ingezet. De indexpatiënt wordt na genoemde cardiogenetische evaluatie in principe weer terugverwezen naar de verwijzer voor verdere behandeling en follow-up. Op indicatie of eigen verzoek kan de patiënt echter ook op de polikliniek cardiogenetica van HartKliniek onder controle blijven.
Vervolgens wordt het familieonderzoek geïnitieerd door de klinisch geneticus. Wanneer bij de indexpatiënt een ziekte makende mutatie is vastgesteld, kunnen de eerstegraads familieleden (ouders, broers/zussen, kinderen) rechtstreeks gescreend worden op de aan-of afwezigheid van de mutatie. Voorafgaand aan deze presymptomatische moleculaire screening moet uitgebreid over de voor- en nadelen van DNA-onderzoek worden gesproken met het desbetreffende familielid. Indien het familielid akkoord gaat met moleculaire screening op de aangetoonde mutatie bij de indexpatiënt, zal aansluitend bloed worden afgenomen voor analyse. De uitslag wordt besproken met de patiënt door de geneticus.
Bij dragerschap van de mutatie wordt de patiënt vervolgens verwezen naar de genetisch cardioloog van HartKliniek voor aanvullende cardiologische diagnostiek, behandeling en periodieke follow-up. Indien het desbetreffend familielid geen drager blijkt te zijn van de pathogene mutatie, volgt in principe ontslag uit verdere follow-up. Indien het desbetreffend familielid na erfelijkheidsadvisering niet akkoord gaat met DNA-screening op de bekende mutatie van de indexpatiënt, dan wordt periodieke cardiologische follow-up geadviseerd vanwege een a priori kans van 50% op dragerschap.
Wanneer bij de indexpatiënt geen ziekte makende mutatie wordt aangetoond kan erfelijkheid zeker niet worden uitgesloten. Eerstegraads familieleden hebben maximaal 50% kans op dragerschap. Hen wordt geadviseerd zich onder periodieke cardiologische controle te stellen, bij voorkeur op de polikliniek cardiogenetica.
Mutatie dragende familieleden en familieleden die zich niet moleculair genetisch hebben laten testen op de aangetoonde mutatie bij de indexpatiënt komen onder controle en periodieke follow-up van de cardioloog. Bij voorkeur een genetisch cardioloog.
Eerstegraads familieleden van indexpatiënten bij wie in eerste instantie geen ziekte makende mutatie kon worden vastgesteld komen vanwege hun risico ook onder controle en periodieke follow-up van de cardioloog. Bij voorkeur dezelfde genetisch cardioloog om het overzicht binnen de familie te behouden. Regelmatig blijkt namelijk dat er in een later stadium alsnog een mutatie wordt gevonden in de familie doordat de DNA-diagnostiek zich blijft ontwikkelen.
De cardioloog informeert de klinisch geneticus over alle patiënten die hij ziet, teneinde het familiedossier compleet en volledig te krijgen. De coördinatie van het familieonderzoek ligt immers bij de genetica en derhalve moet de genetica optimaal en blijvend worden geïnformeerd. Wanneer bij de indexpatiënt geen ziekte makende mutatie was vastgesteld maar bij cardiologisch onderzoek wel meer familieleden aangedaan blijken te zijn, kan dit reden zijn om de DNA-diagnostiek bij de index uit te breiden.
Deze nieuwsbrief is tot stand gekomen door H.F. (Bert) Baars, genetisch cardioloog HartKliniek Den Haag en Almere en A.C. (Arjan) Houweling, klinisch geneticus Amsterdam UMC.
Heeft u inhoudelijke vragen aangaande het onderwerp van deze nieuwsbrief? Stuurt u dan gerust een email naar communicatie@hartkliniek.com.
Het ‘gebroken hart syndroom’ wordt gekenmerkt door acuut optreden van hartfalen, vaak na een emotionele of fysieke uitlokkende factor. [...]
Therapie waarbij dieren worden opgenomen in behandeling voor aandoeningen kan meerdere gezondheidsvoordelen bieden. [...]
Voor de evaluatie van patiënten met pijn op de borst in de cardiale praktijk is het eerst van belang om een goede anamnese af te nemen. [...]